De benoeming van Ahmed Aboutaleb tot de eerste burgemeester van Marokkaanse afkomst in Nederland is op het eerste oog een belangwekkende gebeurtenis. Een euforische democraat zou kunnen spreken van "een nieuwe overwinning van de democratie". De eerste gedachte die bij mij opkwam toen ik het nieuws hoorde was de vraag of deze benoeming nu werkelijk een doorbraak behelst in de gepolariseerde Nederlandse maatschappij.
Mijn vraag klinkt licht retorisch en zo is zij ook bedoeld. De benoeming van een Marokkaanse Nederlander tot burgemeester van een wereldstad als Rotterdam lijkt vooral de gemoederen in Den Haag en Rotterdam bezig te houden. De publieke opinie is zoals altijd gedreven door oppervlakkige sentimenten waarvan het netto-resultaat nul is. Ik--en ik vermoed veel Marokkanen met mij--voelen een vleugje trots bij de abstracte gedachte aan een Marokkaanse burgemeester in Nederland, maar veel verder dan de novelty van die woordcombinatie reikt dit gevoel bij mij niet. Wat mij in mijn vreugde en trots vooral afremt zijn de uitlatingen en houding van de burgemeester in spe zelf.
Het beeld dat wij Marokkanen in de afgelopen 2 jaar van de man hebben gevormd--en ik vermoed dat ik hier gerust voor de meeste Marokkanen kan spreken--en dan met name sinds de moord op Theo van Gogh, is niet bepaald positief. De indruk die Aboutaleb niet nalaat achter te laten bij zijn 'achterban' is op z'n minst gezegd een zorgwekkende. Aboutaleb en meer recent ook de heer Markouch wanen zich bij afwezigheid van een Marokkaanse 'stem des volks', tegelijkertijd representant van en voogd over de Marokkaanse 'gemeenschap'. Het feit dat er in werkelijkheid geen Marokkaanse gemeenschap bestaat vergemakkelijkt en versterkt dit waanbeeld. Ik geef echter toe: het is een aantrekkelijk waanbeeld, omdat het ingegeven is door een gevoel van macht. Aboutaleb en Markouch kunnen en zullen ver gaan in het tarten van de onmondige marokkaan en zullen daar naar rato voor beloond worden door het Haagse establishment: "Eindelijk mensen die durven te zeggen wat wij denken en die er mee weg komen"; "Laat ze vooral hun eigen zooitje in het gareel houden". De Marokkaanse heren worden op een voetstuk geplaatst zolang zij de belangen van Den Haag behartigen. Zij maken aldus carriere over de rug der onderontwikkelde Marrokanen. Een nieuwe heer-slaaf-verhouding is geboren binnen de landsgrenzen: interne kolonisatie.
Men zou mij kunnen verwijten dat ik de Nederlandse politiek eenzijdig schets door te suggereren dat alle partijen aan 'Marrokaantje pesten' doen. Is Groen Links bijvoorbeeld geen uitzondering? Welnu, wat Aboutalebs verhouding tot de Marrokkaanse gemeenschap aangaat, houdt iedereen zich wijzelijk op afstand. Stel je voor dat mevrouw Halsema zich druk zou maken over Aboutalebs PVV-achtige uitspraak waarin de marokkaan wordt verwezen naar de spreekwoordelijke koffer. De gedachte lijkt unaniem te luiden: "Wie kan beter beoordelen of Aboutalebs woorden gepast of ongepast zijn dan hij zelf?; Hij is immers Marokkaan". Hetzelfde geldt voor Markouch' VOC-achtige en misselijkmakende pleidooi voor een "beschavingsoffensief" op Marokkaanse ouders. Deze meneer plaatst zichzelf netjes in de cirkel van de beschaving en wijst met een koloniaal aandoende vinger naar de achterlijke landgenoot die van opvoeden geen kaas heeft gegeten. Dat de beide heren zich langzaam en dus ongemerkt vervreemden van hun landgenoten doet voor Den Haag natuurlijk niet ter zake.
Zo bezien lijkt Aboutalebs benoeming tot burgemeester van de verdeelde stad aan de Maas eerder polarisatie in de hand te werken dan de vermeende bruggenbouw te bevorderen. Uiteraard moeten we Aboutaleb niet a priori tot mislukking veroordelen en afwachten wat de toekomst brengt. Laat het bovenstaande dan dienen als advies van Marokkaan tot Marokkaan om bij het bouwen van de bruggen beide oevers in de gaten te houden!
2 opmerkingen:
Een korte reactie:
Je noemt het een feit dat “er in werkelijkheid geen Marokkaanse gemeenschap bestaat”. Weet je dit wel zo zeker? Je bezigt de volgende woorden die suggereren dat die Marokkaanse gemeenschap wel degelijk bestaat: “veel Marokkanen met mij” en “Het beeld dat wij Marokkanen...”. Je onderscheidt hier duidelijk ‘wij’ van ‘zij’. De “interne kolonisatie” had ook nooit kunnen plaatsvinden als de Marokkanen geen gemeenschap waren...
Wil de Marokkaanse gemeenschap opgaan in de Nederlandse gemeenschap dan is een “beschavingsoffensief” met behulp van wat Hobbesiaanse staatsterreur onvermijdelijk.
Het 'feit dat er geen Marokkaanse gemeenschap bestaat' moet verwijzen naar de afwezigheid van maatschappelijke en politieke vertegenwoordiging. De Marokkaanse gemeenschap is een benaming die niet verder reikt dan de verzameling individuen met een Marokkaans paspoort.
Desondanks wil ik de 'wij-zij-tegenstelling' wel handhaven om de culturele spanning tussen de islamitische en westerse 'waardensystemen' uit te drukken.
De uitdrukking 'interne kolonisatie' is gekozen om aan te geven dat genoemde lieden door het politieke establishment beschouwd worden als handige spreekbuizen van de onvrede met de Marokkaanse gemeenschap. Als deze onvrede door hen geuit wordt heeft het in de ogen van het establishment en de autochtone bevolking een legitimiteit die het zelf niet heeft weten te verkrijgen. Deze vermeende legitimiteit is echter ook slechts een waanidee.
Tot slot: de Marokkaanse gemeenschap als in de kern een islamitische wil ook NIET opgaan in de Nederlandse. Hobbesiaans staatsterreur is inderdaad al enige tijd gaande, dit heeft echter weinig met beschaving te maken, zoals de tegengestelde woorden zelf duidelijk maken. Het kan daarom maar een kant opgaan: een islamitisch beschavingsoffensief op zowel de Marokkaanse als de Nederlandse gemeenschap.
Een reactie posten